De piano, in deze nieuwe cyclus van canons, wordt gedacht als de copresentie van drie discoursen - drie compossibles - met altijd de schaduw van fragmenten uit de Missa prolationum van Johannes Ockeghem. De fantasie van de stem sluimert vaak wanneer het om piano gaat. Hier is het door middel van geheugen, het werk van herinnering dat het percussieve geluid probeert zich los te rukken van het falen van het continu.