Origineel hedendaags werk in vijf delen, voor twee groepen muzikanten zonder instrumenten. In het midden staat de dirigent, met de rug naar het publiek, als een scheidsrechter en een officiant. De delen volgen elkaar zonder onderbreking op.
Alle geproduceerde geluiden zullen "vol" en homogeen zijn. Daarom moet men zich individueel en collectief voorbereiden om deze geluidskwaliteit te ontwikkelen. Er is geen zang in dit werk. De noten op de notenbalken beschrijven de relatieve intonaties van een gesproken taal, of de verschillende vocale, percussieve of gebaren speelwijzen. De stiltes worden gevuld met een geconcentreerde, aandachtige houding. Alsof de Maan op bepaalde momenten spreekt.
In het deel Aanraken slaat elke uitvoerder op zijn eigen lichaam, op de op de partituur aangegeven plaatsen. In Proeven geven de muzikanten de voorkeur aan geluiden van mond, tong en slikken. De onomatopeeën van de tekst moeten in deze zin worden geïnterpreteerd. Kijken is grotendeels stil; de muzikanten gedragen zich individueel als mimespelers of acteurs uit stomme films, waarbij ze gebaren en houdingen overdrijven. In Ruiken geven de muzikanten de voorkeur aan ademgeluiden, zuchten en luchtige klanken. De onomatopeeën van de tekst moeten in deze zin worden geïnterpreteerd. In Luisteren nemen de muzikanten individueel een podiumspel aan dat het publiek een bezorgdheid en een luisterspanning naar de toneelgordijnen toont, in de richting van de Maan, voortdurend luisterend en kijkend naar de bovenkant van het podium. Het is ook een 'potpourri', waarin eerdere speelwijzen worden samengevat.
Opdracht van het Conservatorium Maurice Ravel, Parijs.