Ravel is 30 jaar oud in 1905 wanneer hij dit werk componeert dat vanaf het ontstaan een groot enthousiasme oproept. Door zijn beknoptheid keert het zich tegen de hedendaagse pianowerken die nog steeds doordrenkt zijn van het Duitse post-romantiek (Dukas, d'Indy, Franck). Echt modern, hoewel van klassieke vorm, draagt het bij aan deze heropleving van vormen uit het verleden (de centrale beweging is een menuet!), die Claude Debussy enkele jaren later zal verheffen met zijn drie laatste sonates (1915-1917).