Arrangement voor piano vierhandig van Kyoko Yamamoto.
Bordeel 1900: De tango ontstaat in Buenos Aires in 1882. De eerste instrumenten die het spelen zijn de gitaar en de fluit. Later worden daar de piano en vervolgens de bandoneon aan toegevoegd. Het is muziek vol gratie en levendigheid: het geeft het beeld van vrolijkheid, van de praatlust van de Franse, Italiaanse en Spaanse vrouwen die in deze bordelen wonen en politieagenten, dieven, zeelieden en schurken die hen bezoeken, verleiden. De tango is vrolijk.
Café 1930: Dit is een andere periode van de tango. Men stopt met het dansen ervan zoals in 1900 en men beperkt zich voortaan tot het luisteren - het wordt muzikaler, ook romantischer. Het is een radicale verandering: langzamere beweging, nieuwe harmonieën, veel melancholie. Tango-orkesten bestaan uit twee violen, twee bandoneons, een piano en een contrabas. Soms wordt er gezongen.
Nightclub 1960: Deze periode, waarin de internationale uitwisselingen aanzienlijk toenemen, ziet een nieuwe ontwikkeling: Brazilië en Argentinië ontmoeten elkaar in Buenos Aires. Bossa nova en nieuwe tango, "dezelfde strijd". Het publiek stroomt toe in de nightclubs om serieus te luisteren naar de nieuwe tango. Revolutie, diepe omwenteling van bepaalde vormen van de oude tango.
Concert van vandaag: De tangomuziek sluit, door bepaalde concepten, aan bij de nieuwe muziek. Herinneringen aan Bartók, Stravinsky en enkele anderen tegen een achtergrond van tango. Dit is de tango van vandaag, de tango van de toekomst...