Petite obscurité is gecomponeerd op basis van de Musikalisches Opfer van Johann Sebastian Bach. Een delicate taak, enigszins gedurfd (hoewel vaak uitgevoerd), misschien onmogelijk, maar die bovenal mijn diepe verbondenheid met deze muziek uitdrukt. Het model verschijnt echter nooit openlijk, maar altijd op een verhulde, gecodeerde, vervormde manier, als een onzichtbare structuur. Het is misschien vooral het contrapuntische karakter van de muziek dat de verwantschap onthult en dat ik wilde belichten. Maar de melodische lijnen die deze contrapunten vormen, worden vervormd door kwarttonen en zo innig verbonden (canon in de kleine secunde, contrapunt in het hoge register, zogenaamde "kreeftencanon") dat ze uiteindelijk tussen elkaar iriserende kleuren en reflecties creëren, en overgaan in het timbre-register. Ze markeren de partituur als het ware als zalen – verduisterd, a giorno – waar de tijd bevriest, maar slechts voor een moment, want de muziek, in plaats van daar te verblijven, hervat haar loop. In Petite obscurité ging het voor mij om het nooit verbreken van de vloeiendheid die ik haar wilde geven. De titel is ontleend aan de apocriefe geschriften van Esther Hallam Meynell, De kleine kroniek van Anna Magdalena Bach: "Twee kaarsen tussen ons (ik blies ze altijd zorgvuldig uit, zodat de lichtvlam niet bedorven zou worden door een doorn van duisternis), werkten wij in stilte."
Inhoud:
Componist/Auteur: COMBIER Jérôme Discipline/Instrument: fluit, klarinet, gitaar, altviool en cello