Creatie : 16/06/2010 - Berlijn (Duitsland), Philharmonie - Orkest van de Karajan Academie, Bruno Mantovani (directie)
Toelichting
Tussen 2006 en 2009 heb ik mij voornamelijk gericht op orkestrale composities (Time Stretch, Finale, Concerto voor twee altviolen) en op het begrip narratie (verschillende koorwerken, mijn opera De Andere Kant naar Alfred Kubin, mijn ballet Siddharta). Toen de Philharmonie van Berlijn mij vroeg een stuk te componeren voor een bezetting van ongeveer vijftien musici zonder een specifieke dramaturgische aanleiding, greep ik meteen de kans om terug te keren naar een meer speculatieve vorm, in de veronderstelling dat dit een gelegenheid was om mijn taal te ontwikkelen en nieuwe ervaringen te proberen. Ik componeerde dit Kamerconcert nr. 1 terwijl ik mijn tweede opera (waarvan het libretto geïnspireerd is op het leven van de dichteres Anna Akhmatova) had onderbroken, en ik voelde het ontbreken van een libretto (iets wat ik meer dan twee jaar niet had meegemaakt) als een onoverkomelijk obstakel. Echt vastgelopen voor de lege bladzijden, realiseerde ik me toen dat ik zelfs in het domein van de “zuivere muziek” het werk moest beschouwen als een zeer logische reis, als een evolutie van “muzikale personages” (volgens de terminologie van Messiaen), herkenbaar en gekarakteriseerd, die de luisteraar konden raken door hun weelderigheid maar ook door hun eenvoud (wat bij mij vrij zeldzaam is). Enkele zeer basale motieven kwamen naar voren tijdens de vele voorbereidende schetsen: een raketschaal en een akkoord dat door microtonale glissandi in een ander akkoord transformeert. Om deze twee ideeën te verenigen, dacht ik aan een eerste explosie, een element dat deze elementen zou kunnen doen ontstaan, en ik besloot aan alle blaasinstrumenten een resonante percussie toe te voegen, waarvan de impact zou fungeren als de trigger voor welsprekend klinkende formules. Maar vooral op het vlak van vorm heb ik geprobeerd mijn taal te vernieuwen. Ondanks een zekere algemene energie probeerde ik te werken met het begrip wachten, alsof de richtingen in mijn partituren deze keer minder lineair waren, minder gebaseerd op progressie. De elementen tegenspreken elkaar meer dan dat ze uit elkaar voortvloeien, een heel nieuwe textuur verschijnt halverwege het werk (met het verplaatsen van een klarinettist en een violist naar twee verre plekken op het podium om een echo-effect te creëren), en het einde laat veel ruimte voor de herhaling van obsessieve motieven, onderbroken door stilte. Uiteindelijk is dit Kamerconcert nr. 1 waarschijnlijk mijn minst “logische” en meest verontrustende stuk, waarvan het evenwicht ontstaat uit voortdurende plotwendingen (ik denk vooral aan de cadens gegeven door de twee sets buisklokken, die de coda aankondigt).